Het kind, het is onze doelgroep niet. De concullega lijkt het te willen weren uit zijn winkels; bang voor gedoe en gehannes, en er valt geen euro aan te verdienen.
Het kind, het loopt vrij rond in onze winkel. Het rent langs de schappen, verzorgt zijn ouders hartverzakkingen. “Blijf maar bij mij meisje, het is allemaal van glas hier!” Het zet de zaak op scherp, maar heeft nog nooit iets omgegooid.
Het kind, het is samen met de oude man de belangrijkste barhanger aan onze toonbank. Het wil op de kruk, om het ontwapenende jong-bejaard gesprek te voeren met de oude vrouw. Het zegt tegen de zaterdagkracht dat er een snotje zit. Dat hadden wij ook gezien, maar we durfden niet.
Het kind, het wil een spekje. Of wil het toch een volwassen hopje? Het wil op de kruk bij de kassa, opnieuw, met links de spekjes en rechts de hopjes, binnen handbereik. Toch een spekje. “Vooruit, dan pakt pappa er ook één.” Het beseft niet dat het daarmee iets losmaakt, en pappa voortaan ook een spekje zal pakken als hij zonder zijn kind in de winkel is. Wij zijn allen kinderen, met dank aan het kind.
Het kind, het is onze doelgroep niet. Het is meer dan welkom.
Ruben