Ik wou dat ik de neus van Jean-Baptiste Grenouille had.
Grenouille is een fictief personage uit het boek ‘Das Parfum’ van de Duitse auteur Patrick Süskind. Grenouille heeft een uitstekend ontwikkeld reukzintuig. Hij ruikt geuren van verre afstand en weet deze exact te ontleden. Zijn talent zet hij in bij de grootste parfumeurs van Parijs, waar hij leert om door middel van distillatie geuren te onttrekken aan bloemen en planten.
Zowel het boek als de verfilming maakten diepe indruk op mij. Niet eens omdat Grenouille een psychopaat blijkt te zijn die vrouwen vermoordt en van hun lichaamsgeur parfum maakt. Nee, wat ik magisch aan het verhaal vond, waren de gedetailleerde omschrijvingen van alle luchtjes die de hoofdpersoon op kilometers afstand rook.
Soms overkomt het mij ook. Dan open ik ‘s ochtends het rolluik van de winkel, en ruik ik de bloemen van onze buren, bloemenwinkel Sonia. Of ik loop langs de proeftafel naar kantoor, en ruik bij vlagen het laagje uitgespuugde wijn dat diep onderin de spuugbak een eigen leven leidt. En heel af en toe ruik ik tijdens het aanvullen van de Ripassa’s de koffie die Piet of Ruben op kantoor drinkt.
Dan voel ik me voor even als Grenouille. Zonder de vermoorde vrouwen, uiteraard. Ik beeld me graag in dat ik zo goed ruik als hij. Een goed reukvermogen is namelijk essentieel bij het proeven, herkennen en benoemen van wijn. Het is één van de facetten die ik zo leuk vind aan mijn werk. Gewoon mijn neus in een glas steken en associëren maar.
Denk ik bij de geur van een wijn aan de vijgencompote die oma vroeger maakte? Aan het gemaaide gras dat ik ruik als ik over de galerij van mijn flat loop? Of aan de zak drop die ik gisteren kocht en ergens halfleeg onderin mijn tas is beland? Al deze associaties helpen me om namen te geven aan wat ik ruik. Daardoor proef ik beter en kan ik makkelijker de juiste eigenschappen aan de desbetreffende druif (en dus de wijn) koppelen.
Maar geur betekent meer voor mij. Geuren zijn de franje van het leven. Ook de vieze. Wat stelt een avond stappen nou voor, zonder bierlucht en de geur van zweterige lichamen? Waarom zou ik die cake nog bakken, als de geur van vers beslag en chocolade ontbreekt? Wat is een mooi glas wijn waard, als je er geen rijp fruit, botertonen en vanille-aroma’s uit haalt?
Net als duizenden andere Brabanders had ik in de tweede week van maart een positieve coronatest in mijn handen. Absoluut geen ramp voor iemand van mijn leeftijd. Ook de symptomen en de verplichte quarantaine waren te verwaarlozen als je het vergelijkt met elk willekeurig ander leed dat zich nu in de wereld afspeelt. Toch schrok ik van het plotselinge smaak- en reukverlies dat het virus veroorzaakte.
Door de reukstoornis had het geen zin meer om na werktijd met Ruben en Thijs die Ribera del Duero uit 2013 te proeven. Tegen beter weten in zat ik met mijn neus in het glas en probeerde ik met gesloten ogen te ruiken wat mijn collega’s roken. De wijn zei me niks – ik proefde alleen nog de alcohol en de zuren. Even vloog de angst me om het hart. Wat als ik nooit meer zou kunnen ruiken? Grenouille flitste voorbij in mijn gedachten. Hoe zou hij op het reukverlies gereageerd hebben?
Nogmaals, niet kunnen ruiken en proeven is niets vergeleken met ziekte, oorlog, rampen en andere ellende. Maar voor mij was het de franje van het leven die ineens ontbrak. Klein leed. Alsof je telefoneert met ruis. Alsof je je vriend wil knuffelen terwijl er een muur tussen zit. Alsof je danst zonder muziek.
Er zat niets anders op dan mijn reukzintuig te blijven trainen. Ik rook aan elk glas dat langskwam, om elke keer weer opgetogen te raken als ik ook maar iets, in de verste verte, leek te ruiken. Een vleugje hout, een fractie citroen. Tot ik op een ochtend, ik geloof een kleine twee weken na de besmetting, voorbij de proeftafel liep. Oef, iets mufs bereikte mijn neus. Oude rode wijn. Een weeïge lucht. En iets dat leek op gist. Yes, yes, yes! Ik rook de spuugbak weer. Grenouille zou trots geweest zijn. De franje van het leven was weer terug.
Lotte