Wij hebben nog een ouderwetse winkeldeur. Zo’n deur waar ‘trekken’ op de ene kant staat en ‘duwen’ op de andere, en met een handvat eraan om dat trekken en duwen uit te voeren. Het is totaal inefficiënt, een schuifdeur zou een stuk handiger zijn, we moeten er immers vaak met dozen tegelijk doorheen. Maar wij houden wel van een beetje inefficiëntie. Over de taferelen bij de dichte deur heb ik een ander blog op het oog,
waarschijnlijk in november dit jaar. Nu komt een ander jaargetijde in zicht. Een tijd waarin we de deur open kunnen zetten.
De grens ligt op een graad of vijftien. Als dat de buitentemperatuur wordt, kan de deur open blijven staan. Een beetje koel is het dan nog wel achter de toonbank, maar daar bijten we onszelf doorheen. Vroeger hadden we een professionele deurstop, met magneet. Die is al een tijdje kapot, maar we vinden het niet interessant ons in die wereld te verdiepen. Daarom gebruiken we iedere keer, consequent inefficiënt als we zijn, een doosje Oude Kaap als deurstop.
Als we de deur openzetten, verandert de winkel meteen. Geurige bloemenaroma’s van buurman Sonia dwarrelen naar binnen. We horen Jetse een klant van hem uitleggen wat het voor een bloem is en leren mee. De buurvrouw met haar hondje, die drie keer per dag langsloopt, groeten we verbaal vanachter de toonbank. In de wintertijd, als de deur dicht is, is het gek genoeg een brug te ver om elkaar alleen zwaaiend te groeten.
In de zomer komen naast klantjes ook beestjes door de open deur. Fruitvliegjes lurken aan de kurken van onze proefflessen. Af en toe probeert een colonne mieren de hopjes op de toonbank te bereiken. Er vliegen libellen naar binnen, die zijn afgekomen op de besproeide planten van Jetse, maar vervolgens de verkeerde afslag hebben genomen. Ze scheren over de dozen door de winkel, tevergeefs op zoek naar de uitgang. Ik vind dat dom en irritant gedrag, maar weet ook dat er meer zit achter mijn ergernis: ik ben bang voor libellen. Meestal schrijf ik een prijsvraag uit onder aanwezige klanten: degene die het beest naar buiten werkt, dood of levend – om het even, wint een fles wijn.
In het najaar proberen we de deur zo lang mogelijk open te houden. De gevallen blaadjes waaien dan naar binnen. Om vijf uur ’s middags, als het alweer donker is buiten, vliegen de motten erachter aan.
Normaal gesproken houd ik van gesloten ruimtes. In de geborgenheid en stilte kan ik ongestoord dromen en nadenken. Toch kijk ik elk jaar uit naar het moment dat de winkeldeur open kan blijven staan. De Oude Baan die weer onderdeel wordt van ons Feestpaleis, mijn irritante winterhanden die als sneeuw voor de zon verdwijnen, het eerste lauwwarme briesje dat ik opvang achter de toonbank en een vooraankondiging is van mijn geliefde zomer. Dat moment komt nu snel dichterbij.
Ruben