“Wil je een aperitief?” is een vraag die weinig gesteld wordt in ons land. Het is niet zo dat wij Nederlanders niets drinken voor de maaltijd. Veel mensen pakken een biertje, wijntje of colaatje als ze moeten wachten op het eten. Maar dit soort snelle drankjes is niet wat Zuid-Europeanen, de uitvinders en hoeders van het aperitief, bedoelen met een goed glas aan het begin van de maaltijd. En ‘wachten’ is niet de juiste gemoedstoestand bij het drinken van het aperitief, zullen zij zeggen.
Met het digestief is het zelfs nog triester gesteld in Nederland. Als het dessert achter de kiezen is, is er vrijwel niemand die nog de tijd neemt voor een glas hoog alcoholisch. Alleen na de kerstdis wordt er misschien een glaasje cognac gedronken met opa, maar de rest van het jaar staat die fles weg te kwijnen in de kast.
Ons probleem met het aperitief en digestief kan worden samengevat met één woord: onrust. Eten is in ons calvinistische leven een noodzakelijk kwaad. Uitgebreid tafelen is zonde van de tijd, er zijn belangrijkere dingen te doen. Na het avondeten moeten kind en ouder snel naar de voetbalclub, voor de training en de bestuursvergadering. In Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje is het avondeten niet een noodzakelijk kwaad tussen evenementen in, maar een evenement op zichzelf. Sterker nog: het is hét evenement van de avond. Eerst voetbaltraining en daarna, om een uur of negen, eten; in alle rust, tot het bedtijd is.
In het uitgebreide Zuid-Europese tafelen hebben het aperitief en digestief een belangrijke inhoudelijke functie. Het aperitief opent (aprire = openen) het diner. Het bereidt de zintuigen voor op wat komen gaat. Een glas droge sherry of vermout, champagne of campari verfrist, maakt de mond schoon en wekt eetlust op. Na het diner zorgt het digestief ervoor dat de maaltijd op een fijne manier opgenomen wordt (digerire = verteren). Met een goed glas cognac, grappa of eau de vie ben je wel een uurtje zoet, waardoor het lichaam de mogelijkheid krijgt het diner rustig te verwerken.
Hoewel wij Nederlanders weinig aandacht besteden aan het weldoordacht openen en sluiten van de maaltijd, zijn we zeker nog niet verloren. Wijn-spijs floreert in Nederland bijvoorbeeld als nooit tevoren. Dat is al een aantal jaren aan de gang, maar het lijkt alsof we in deze coronatijd nog een extra stap voorwaarts hebben gezet. Er is meer tijd om uitgebreider te tafelen en te ontdekken hoeveel moois wijn kan toevoegen aan de gerechten. Het lijkt mij een kleine stap om die aandacht te verbreden en ook op zoek te gaan naar de juiste drank voor de opening en sluiting van het diner.
Bij mijn laatste twee bezoeken aan Italië deed ik verontrustende grappa-ervaringen op. Ondanks dat elk restaurant nog steeds een rolkarretje vol met de mooiste grappa’s heeft, viel me op dat nog maar hoogstens de helft van de tafeltjes het diner afsloot met dit typisch Italiaanse digestief. Dat was voorheen toch echt bijna honderd procent: best schokkend. Als de aperitivo/digestivo cultuur van binnenuit wordt bedreigd, dan lijkt me het einde zoek.
Laten wij Nederlanders, als echte calvinisten, daarom het goede voorbeeld geven in Europa. Laten wij in deze coronatijd, met alle rust die we hebben in de avond, de kans grijpen om te investeren in het aperitief en digestief. Zodat we, als Europa dadelijk weer opengaat en we weer massaal naar Italië op vakantie gaan, we de lakse Italianen de les kunnen lezen, door op het eind van het diner tegen het digestiefontwijkende buurtafeltje te roepen: tranquillo, grappa!
Ruben